INTERVIEW ARCHITECTUUR LOKAAL

Here you find an interview made by Peter de Winter in the first months after my being appointed Chief Science Officer of Amsterdam.

Dr. Caroline Nevejan heeft lokaal, nationaal en internationaal wetenschappelijke en artistieke netwerken. Ze is associate professor Participatory Systems Initiative aan de TU Delft. Ze is verbonden aan het Amsterdam Institute for Social Science Research en de afdeling Sociologie van de UvA. Nevejan promoveerde in 2007 aan de UvA op ‘Presence and the Design of Trust’. Zij was medeoprichter en directeur van Waag Society, Institute for art, science and technology. Ook was ze lid van de Amsterdamse Kunstraad ( jaren 90) en van de Raad voor Cultuur 2007–14. Ze is voorzitter van het Centre for Investigative Journalism in Goldsmiths London, dat onderzoeksjournalisten traint en klokkenluiders beschermt – en lid van de Raad van Toezicht van het Nieuwe Instituut.

Inspiratie bieden en oplossingen uitlokken

Angst door verandering ombuigen in nieuwsgierigheid

Haar eerste mailadres had ze in 1982. Daarmee is ze een éminence grise van het internet. Als Chief Science Of cer van Amsterdam is ze verantwoordelijk voor kennisontwikkeling in een tijd van grote verandering, schaalvergroting en trek naar de stad. Aan haar de taak de kwaliteit van de stad met onderzoek te verbeteren. Dat doet ze onder meer met City Rhythm, een onderzoeksinstrument dat ritmes in een stad wil gebruiken om de leefkwaliteit te bevorderen. Caroline Nevejan is de 25ste kandidaat in de interviewestafette.

Opgeleid als sociaal wetenschapper in de late jaren zeventig, hoort Caroline Nevejan tot de eerste generatie internetters; haar eerste mailadres had ze al in 1982. Het wereldwijde web zou de rest van haar leven tekenen. Internet, e-mail, mobiele telefonie, websites; ze was er bij toen ze kwamen en liep vooraan in het gebruik ervan. Ook had ze al snel in de smiezen hoe ingrijpend de samenleving en bedrijfsprocessen zouden gaan veranderen onder invloed van internettechnologie en andere (digitale) ontwikkelingen. Gekscherend bestempelt Nevejan zichzelf als een éminence grise van het Nederlandse internet.

De vroege kennismaking met internettechnologie gekoppeld aan haar achtergrond als sociaal wetenschapper, zorgt ervoor dat Nevejan ver voorbij de hype kan kijken. Ze liet zich niet gek maken door ongefundeerd enthousiasme, maar stelde zichzelf bij elke hype de vraag wat je ermee moet en wat het e ect ervan op onze manier van leven zou kunnen zijn. Is het een bedreiging voor de manier waarop we samenleven of is het de opmaat naar een betere samenleving, waren vragen die zij zichzelf bij elke hype stelde.

Precies tien jaar geleden promoveerde ze op ‘Het ontwerp van vertrouwen’. Ze boog zich daarbij over vragen als ‘hoe weet ik dat ik een bedrijf of persoon waarmee ik zaken doe via internet kan vertrouwen’, maar ook stond ze stil bij de juridische consequenties van zakelijk en particulier e-mail- en internetverkeer.

Wat doe je als Chief Science Of cer van Amsterdam?

Binnen de gemeente is er een Chief Technology O cer, een Chief Information O cer en ook een Chief Science O cer. Die functies zijn relatief nieuw, maar nodig omdat we te maken hebben met een grote versnelling in de tijd; schaalvergroting, mondialisering en grote trek naar de stad. En of je nu een bedrijf bent, een gemeente of een school, het zijn complexe processen om te managen. In die steeds groter wordende complexiteit spelen informatie, data, maar ook kennisontwikkeling een steeds grotere rol. De Chiefs zijn makelaar, netwerker, aanjager en herkennen wat er aan de hand is in de stad. Ze nemen elk hun verantwoordelijkheid op een bepaald terrein. De CIO van de gemeente stelt de kaders voor de informatievoorziening en controleert de uitvoering, de CTO gaat over technologie en innovatie binnen de gemeente en als CSO ben ik verantwoordelijk voor onderzoek, wetenschap en kennisontwikkeling in de stad.

Geef eens een concreet voorbeeld?

Op de Universiteiten en Hogescholen van Amsterdam lopen al met al zo’n 100.000 studenten rond. Slimme jonge mensen die dingen voor de stad kunnen gaan doen. Dat doen ze al, maar het kan inhoudelijk veel betekenisvoller. Aan mij de taak uit te vinden hoe dat moet. En er is genoeg te doen. Er zijn maar weinig processen die hetzelfde blijven. Van boodschappen doen tot belasting betalen of de metro nemen, alles is aan verandering onderhevig en dat maakt het leven voor sommige mensen behoorlijk ingewikkeld.

Wat wil je als CSO teweeg brengen in de stad?

Door onderzoek helder krijgen hoe we angst en onrust door verandering kunnen ombuigen in nieuwsgierigheid. Kunnen we geen beleid ontwikkelen waarmee het leven voor de stadsbewoners aangenamer wordt ondanks alle veranderingen. In mijn optiek is beleid een voortdurend ontwerpproces waarbij je de mensen moet betrekken. In de onrust onder wijkbewoners uit zich ook kennis van zaken en mogelijkheden voor verandering. Die onrust kan inspiratie bieden en oplossingen uitlokken. Als ik mee ontwerp aan mijn straat, voel ik mij beter in m’n straat.

Het gaat daarbij om herkenbaarheid en relaties. Zaken die vroeger vanzelfsprekend waren. Door de grote vlucht van de technologie van de afgelopen twintig jaar zijn heel veel vertrouwde basisprocessen veranderd. Logisch dat we met z’n allen een beetje onzeker zijn. Je kunt ook zeggen dat we in een soort mondiaal experiment leven met nieuwe communicatiemiddelen waarmee de helft van de wereld dagelijks werkt. Maar niemand heeft een plan en niemand weet of en hoe we de veranderingen moeten evalueren. Dat is best extreem als je het zo formuleert. Als CSO heb ik de interessante rol de gevolgen van de veranderingsprocessen zichtbaar te maken en strategieën te bedenken om er goed mee om te gaan.

Hoeveel macht heb je als CSO?

Geen, maar dat heb ik ook helemaal niet nodig. Het gaat mij om goed luisteren en verbinden. Mensen moeten de macht hebben over hun eigen leven, baan en vragen. Mijn verantwoordelijkheid is om binnen de gemeentelijke organisatie de juiste opdrachtgevers te vinden voor mijn ideeën. Ik moet dus met goede ideeën komen die mensen met elkaar kunnen verbinden en toevallig ben ik iemand die makkelijk iets verzint.

Het grote geld lijkt alles te bepalen in de stad. Valt dat tij nog te keren?

We zitten gevangen in een mondiaal systeem dat op graaien en exploitatie gebaseerd is en daarvan kunnen we ons helaas niet zomaar distantiëren. Mij gaat het echter om toekomstperspectief. Het verschil tussen rijk en arm wordt groter en dat begint al bij de jeugd. In alle fasen van het leven en in alle lagen van de bevolking vindt onderzoek plaats. Circa de helft van de Amsterdamse jeugd zit op het VMBO en ook zij krijgen te maken met onderzoek doen en met de gevolgen van onderzoek. Als je die jeugd niet het perspectief geeft om de toekomst aan te kunnen, dan sta je er als stad slecht voor. Wat ik mooi zou vinden, is als iedere student van VMBO tot Universiteit een paar maanden lang aan een onderzoeksproject zou kunnen meedoen. Voordeel daarvan is dat ieder kind dan weet wat het is om met kennis of waarheid te werken.

En dat is nodig?

Beslist! We hebben onderzoek en wetenschap nodig om de complexe uitdagingen van onze tijd aan te kunnen. Wetenschap mag zich niet loszingen van de maatschappij, maar moet kunnen aantonen dat een studie maatschappelijk relevant is. Die geluiden hoor je ook in Den Haag en ik ben het er roerend mee eens. Wetenschap gaat over gemeenschapsgeld en dus hebben wetenschappers hun bestaansrecht maar aan te tonen. En dan doet het er niet toe of het om Kunstgeschiedenis, Portugees of Sterrenkunde gaat. Wetenschap is niet uitsluitend gelegitimeerd aan de hand van het aantal publicaties. Vertel wat je doet en maak werk van ontwikkelingen die de kwaliteit van de samenleving ten goede komen. Ik lees dat je bezig bent met City Rhythm. Wat is dat? City Rhythm is een onderzoeksproject dat bestudeert of we de verschillende ritmes in een stad kunnen herkennen, analyseren en uiteindelijk kunnen beïnvloeden voor sociale cohesie in een buurt. Dat klinkt misschien vaag, maar als mens zijn we zelf ook ritme. We ademen, hebben een hartslag, eten drie keer per dag en gaan naar de wc. Als we de stad inlopen, voelen we verschillende ritmes om ons heen.

City Rhythm is een samenwerkingsproject tussen zes gemeentes, TU Delft, Wageningen University en het Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions. In Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Zoetermeer, Zaanstad en Helmond onderzoeken wetenschappers, ambtenaren en studenten of je het ritme van een buurt kunt herkennen en als je het herkent of je er dan iets mee kunt doen. De samenwerking tussen ambtenaren, wetenschappers en studenten is weliswaar ingewikkeld, maar kan heel veel wetenschappelijk inzicht opleveren.

Zo zijn gemeenteambtenaren laaiend enthousiast over studenten die onderzoek deden naar bewonerswensen en buurtproblematiek. Een voorbeeld? De verkeerslichten in een bepaalde buurt stonden te kort op groen om ouderen veilig naar het park aan de overkant te krijgen. Diezelfde ouderen bleken pas tussen tien en twaalf uur de deur uit te gaan voor een wandeling. De oplossing was dus in die periode de stoplichten aan te passen op het ritme van ouderen.

Wat maakt City Rhythm interessant?

Het is een relatief onontgonnen onderzoeksterrein en dat maakt het voor mij als wetenschapper interessant. Hoe origineel ik in mijn onderzoeksaanpak ben? Ik betrek altijd kunstenaars en ontwerpers bij mijn projecten omdat ze werken vanuit andere processen en kennis. Bovendien zijn het experts in het ontwerpen van ervaringen voor andere mensen. Wetenschappers zijn vaak erg cognitief terwijl kunstenaars veel meer werken met gevoel, hoofd én zintuigen. Die combinatie van kennis heb ik nodig omdat mijn projecten vaak gaan over hoe mensen een stad of buurt ervaren.

En hoe combineer je die disciplines bij City Rhythm?

Momenteel werk ik samen met Sirish Kumar, een virtuoze tablaspeler (Indiase trommel, red.) uit Londen. Hij beheerst ruim honderd verschillende ritmes waar wij westerlingen het met een handje vol moeten doen. Ik heb een twintigtal ontwerpers, computer- en sociale wetenschappers en kunstenaars bij elkaar gezet om zich te buigen over de vraag wat ritmes precies zijn en hoe je ze kunt vertalen naar de stad. We hebben vier ritmes van Sirish opgenomen met als doel van ritme naar algoritme te komen. De vraag is of we ritme in data kunnen ontdekken. Als dat lukt, kan dat informatie opleveren waarmee je het leven in een buurt of stad positief kunt beïnvloeden. Heel wat anders dan Big Data. Dat is een soort nachtmerrie met een negatieve lading die gaat over controleren, manipuleren en disciplineren. Als wij met de algoritmes ons levensritme sterker kunnen maken, dan wordt het prettig. Dan zorgt Big Data ervoor dat je je leven beter kunt afstemmen op het ritme van je buurt waardoor de kwaliteit van leven toeneemt.

Tot slot. Wie wil je dat ik ga interviewen en waarover moet ons gesprek gaan?

Architect en onderzoeker Afaina de Jong. Spreek met haar over haar werk in Amsterdam Zuidoost en haar promotieonderzoek.